Boxershort maat L
Door: Margon
Blijf op de hoogte en volg Margon
21 Oktober 2018 | Taiwan, Tainan
Tijdens het plannen van mijn reis had ik gelezen dat de Nederlandse VOC schepen in Tainan in 1624 waren aangekomen en dat ze 38 jaar over Taiwan, destijds Formosa, hebben geregeerd. Tainan ligt op de route naar het noorden en ik wil wel even een bezoekje brengen aan Fort Provintia en Fort Zeelandia.
In Tainan logeer ik in Old man captain hostel. Natuurlijk ben ik weer vergeten om het adres alvast op te zoeken op mijn navigatie, (ook al heb ik dan geen internet, de GPS kan me er wel naar toe leiden) en dus loop ik weer verkeerd. Het hostel zit vlakbij het station, maar ik loop de verkeerde kant op. Als ik het dan uiteindelijk toch vind, word ik hartelijk ontvangen. Ik mag mezelf inchecken op de iPad en meneer komt naast me zitten met een plattegrond en vraagt wat mijn plan is. Ik versta eerst niet wat hij zegt, “plan, what is a plan?” Die vraag heb ik nog niet eerder gehad. Meneer begint met het omcirkelen van allerlei bezienswaardigheden, "de populaire streetfood straat en hier kun je naartoe en dit is ook leuk en dit moet je ook even bekijken". Er staan zoveel cirkels op de plattegrond en ik glimlach naar hem en zeg “ik heb maar één dag.” ’s Avonds loop ik naar fort Provintia. Van fort Provintia is eigenlijk alleen de fundering blijven staan. De Taiwanezen hebben er een ander gebouw neergezet, welke prachtig is en vooral ‘s avonds ook nog mooi verlicht is.
De volgende dag huur ik een fiets. Ik fiets naar fort Zeelandia, maar ook daarvan is weinig bewaard gebleven. De Japanners hebben hier een ander gebouw neergezet. Wat er nog wel is, zijn een paar oude afgebrokkelde bakstenen muren. De Nederlanders introduceerden de baksteen in Taiwan, lees ik op een bord. Bij een gebouw dat is overwoekerd door Baynan bomen, lees ik dat ze hier nog wel elk jaar een Nederlandse feestweek hebben in oktober.
Ik reis verder naar Chiayi, een druk en lawaaierige stad aan de voet van Alishan Mountains. De volgende dag sta ik al vroeg bij de bushalte. Ik wacht met een paar andere toeristen op de bus de bergen in, naar Alishan forest park. Een man die niet kan praten, gromt naar ons. Het is zijn taak om de toeristen de juiste plaats te wijzen op het busperron en om te checken of iedereen een kaartje heeft (OV chipkaart of een papieren kaartje). Tot nu toe heb ik altijd betaald met geld in de bus, maar bij deze bus mag dat niet en dus gromt de man naar mij. Ik vind het fantastisch dat deze man, met zijn beperking, een baan heeft (als het al een echte baan is), maar dat er op de vroege ochtend naar mij gegromd wordt vind ik minder fijn. Ik ren naar een convenience store en koop, pas halverwege mijn reis in Taiwan, de OV chipkaart. De reis naar het park duurt 2,5 uur. Boven aangekomen is het slechts 18 graden en ik vind het heerlijk, wat een verademing. Ik heb voor de zekerheid een wikkelrok meegnomen, die ik kan gebruiken als sjaal, mocht ik het koud krijgen, maar nu heb ik hem niet nodig.
Het is er druk met toeristen en ik zoek een pad uit waar minder mensen zijn. Ik had gelezen dat Alishan bekend staat om de zonsopkomst die je kunt bekijken boven de wolkenlaag. Nu ben ik te laat voor de zonsopkomst, maar misschien kan ik nog wel boven de wolkenlaag komen. Ik loop trappen op en af en ik zie dat andere mensen langs het spoor lopen. Ik denk bij mezelf ‘dat is gevaarlijk.’ Al lees ik later dat er op dit spoor geen treintje meer rijdt. Daarna begint het pad pas echt te stijgen. Het wordt steeds iets frisser en mistflarden komen langs de boomtoppen het bos in. Ik sta even stil te luisteren naar de stilte. Ik hoor hoog in de bomen waterdruppels vallen, heel zachtjes het zijn druppels die aan de bladeren en takken ontstaan door de mist, maar als ik dan verder loop begint het te regenen.
Inmiddels kennen we allemaal het verhaal van een te kleine paraplu en heel veel regen, waarbij het water via de achterkant over mijn rug naar beneden stroomt. Dit keer is het regenwater koud. Toch loop ik verder. Ik zie een familie van 3 personen in gele poncho’s naar beneden komen. Bovenop de berg heb ik geen uitzicht, ik sta niet boven het wolkendek, maar er middenin. De regen wordt iets minder, maar de wolken trekken niet weg. Ik loop snel weer naar beneden en haal de kanarie familie weer in. Dan begint het toch weer harder te regenen. Ik loop langs het spoor terug, dat is toch iets makkelijker. Het pad is overspoeld met modderig water en aan de kant van het spoor ontstaan kleine watervallen.
Inmiddels heb ik het koud en ik denk bij mezelf `ik kan niet in deze doorweekte kleren 2,5 uur in een bus met airconditioning terug naar de stad, dan raak ik onderkoeld.` Ik bedenk onderweg dat ik misschien wel kleding kan kopen bij de 7/11, daar heb ik weleens iets van kleding zien liggen. Met dit nieuwe idee ben ik iets opgewekter.
In de 7/11 sta ik later voor het schap met kleding. Ze hebben wollen mutsen, ski handschoenen, gebreide sjaals, sokken, mannen t-shirts, boxershorts en sandalen. Hmmm, ski handschoenen heb ik niet nodig, maar een droog t-shirt en ondergoed zou wel van pas komen, maar waarom verkopen ze alleen mannen ondergoed en geen vrouwen ondergoed? Ik koop een t-shirt maat XL en een boxenshort maat L (kleiner hebben ze niet) en ik kleed me om in de toiletten. Jemig wat is zo’n boxershort groot zeg. Over de boxershort knoop ik mijn wikkelrok, die ik niet nat heb laten regenen. Op natte sokken loop ik terug naar de winkel en ik koop ook nog een paar sandalen en een plastic tas om mijn natte kleren in te doen. Zo, ik ben tevreden over mijn nieuwe outfit, zo kan ik de bus wel in. Het eerste uur heb ik het nog steeds koud door de airco. Ik stop mijn armen onder mijn t-shirt, daarna krijg ik het eindelijk warmer.
De volgende dag reis ik verder naar Sun Moon lake. Dit is ook in een hoger gelegen gebied en ik bereid me dit keer goed voor, door een paar gele poncho’s aan te schaffen. Ik verblijf in een hotel, op ongeveer een kilometer van het meer af en twee kilometer van het stadje. De eigenaresse zegt dat ze me wel wil halen en brengen met de auto. Dan moet ik maar iemand vragen die haar belt, maar dat vind ik persoonlijk een beetje vreemd. Ik ben blij met mijn eenpersoonskamer en ik ga even rusten op bed en dan gaat het plotseling heel hard regenen. Na een uur regent het nog en ga ik met mijn poncho en slippers op zoek naar een restaurant, want in het hotel serveren ze geen diner. Ik loop over een kronkel weg omhoog. De bermen langs de weg zijn dichtbegroeid met varens, bananenbomen en bamboe. Door klimop en afgevallen bladeren is de weg veel smaller dan hij bedoeld is.
De volgende dag huur ik een fiets in het dorp en ik ben van plan om rond het meer te fietsen. Het is een fietstocht waarbij ik af en toe moet afstappen om de fiets al lopend een heuvel op te duwen. Het meer is prachtig blauw van kleur. Ik stap regelmatig af om een foto te maken van het meer of bloemen aan de kant van de weg. Aan de overkant van het meer in een dorp, ga ik lunchen. Ik bestel noodle soep. Het is een kom met heet water met inderdaad noodles, een krop sla op de bodem en er drijven grote stukken groenten in het water. Veel smaak zit er niet aan.
Dan gaat het weer regenen. De meneer van het restaurant zegt dat het deze week elke middag gaat regenen. Hij zegt dat ik zolang wel hier kan blijven, want fietsen in dit weer is gevaarlijk, maar na een tijdje ga ik toch weg. Ik ga schoenhoezen kopen en trek bij het restaurant de schoenhoezen en de poncho aan. Ik fiets terug naar het dorp waar ik de fiets heb gehuurd. De poncho waait omhoog en de schoenhoes blijft haken achter een boutje en scheurt.
Ik loop terug naar het hotel. Schoenhoezen zijn niet bedoelt om lange afstanden op te lopen, want mijn beide schoenen zijn nat. Op de kronkelweg naar beneden, zie ik een apenfamilie door de bomen lopen . Ik sta even stil om ze te bekijken. De apen kijken nieuwsgierig terug, ze zullen wel denken ‘wat staat daar nou voor een rare banaan op straat.’
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley