De magische oostkust van Taiwan (1/2)
Door: Margon
Blijf op de hoogte en volg Margon
10 Oktober 2018 | Taiwan, Taipei
De vlucht naar Taipei duurt maar 1,5 uur, maar van deur tot deur doe ik er toch 7 uur over. Ik slaap in Taipei in een hostel met de naam Cube Inn en de bedden bestaan uit plastic ‘dozen’, die men capsules noemt en ze hebben wel iets weg van ruimtevaart capsules met een blauw licht aan de binnenkant. Het is een dun matras op een houten plank, een beetje hard, maar het concept vind ik leuk. Ik trek me graag even terug in mijn eigen ruimtevaartcapsule, om ’s nachts op een ruimtevaartreis naar andere werelden te gaan en om ’s ochtends gewoon weer wakker te worden in Taipei.
In Taipei slenter ik wat door de stad, ik bezoek wat tempels, maar heb inmiddels al zoveel tempels gezien, dat ik niet meer echt onder de indruk ben. Na de tweede nacht in mijn ruimtevaartcapsule, reis ik met de bus naar Jiufen. Op aanraden van een vriendin ga ik naar Jiufen, maar ik heb eigenlijk geen idee wat ik daar kan verwachten. Jiufen is een oud goudmijnstadje en de huizen zijn gebouwd op een heuvel. Ik kom aan bij het Flipflop hostel en ik word met open armen ontvangen. Meneer spreekt vloeiend Engels en heeft duidelijk hart voor zijn hostel en de stad. Hij verteld over de historie van Jiufen en over zijn hostel, dat hij heeft opgeknapt met oude elementen, deuren, bedden, kasten en hij heeft een klein museumpje onder de trap met gereedschap uit de goudmijnen. Ik slaap op een slaapzaal met 5 antieke Chinese bedden. De eigenaar organiseert elke avond een avondwandeling om de historische plekken van de stad te laten zien.
Voordat het avond is, maak ik nog een wandeling door de stad en wandel ik de berg op. Meneer zei dat ik de berg niet op mag omdat het regent, maar als ik aan de voet sta regent het niet, dus ik ga toch omhoog. Het is rustig op de berg. Ik heb eerst een prachtig uitzicht op de stad, maar dan wordt alles wit en komt er een wolk langs gedreven en gaat het toch regenen. Op de weg naar beneden snap ik wel waarom het niet handig is om te wandelen in de regen, de traptreden zijn namelijk nogal glad.
’s Avonds ga ik op zoek naar een restaurant. Ik wil niet in de drukke toeristen straat eten en zie vanuit het hostel een met rode lampionnen versierd gebouw en ik denk dat dat misschien een restaurant is. Het is inderdaad een restaurant en het is er niet druk. Ik neem plaats op het balkon en bestel een rijst gerecht en een pot koude Oolong thee.
Ook al behoort Jiufen niet tot, wat ze hier, Dé Oostkust van Taiwan noemen, ik beleef hier toch wel een magische zonsondergang tijdens mijn avondeten. Vanaf het balkon zie ik de lucht geel verkleuren in het westen, terwijl er in het oosten een dubbele regenboog verschijnt. De rode lampionnen gaan branden en het is een magisch gezicht.
Om 20:00 ben ik weer terug in het hostel voor de avondwandeling en we lopen met een klein groepje door het stadje, dat nu bijna geheel uitgestorven is. De toeristen zijn weg, de meeste winkels zijn al gesloten. Bijna iedereen is terug naar Taipei. Jiufen is niet alleen bekend als goudmijn stadje, maar ook om haar theehuizen. De twee grootste theehuizen staan in het centrum van de stad, in de buurt van de oude bioscoop. De theehuizen zijn versierd met rode lampionnen. Meerdere mensen vertellen me dat de sfeer die in de stad hangt te vergelijken is met de sfeer in de film ‘Spirited away’, maar ik weet niet over welke film ze het hebben.
Het ontbijt wordt de volgende ochtend om 10:00 geserveerd. Ik denk bij mezelf; wat is dat nou weer voor een rare tijd. Ik zeg dat ik dan eerst wel een wandeling ga maken. Ik had twee tempels gezien en ik denk dat ik wel van de ene naar de andere kan wandelen (toch weer die tempels). Ik kom aan bij de eerste en zie een bordje in de vorm van een pijl die aangeeft dat ik naar de andere tempel kan lopen. Het pad lijkt door het bos te gaan. Ik loop naar beneden. Een man die met een bosmaaier het gras aan het maaien is, knikt naar mij, ik vat dat op dat ik daar inderdaad wel langs kan lopen. Er is inderdaad een pad, maar het is nogal overwoekerd met gras en andere planten. Ik kijk naar beneden, om te zien waar ik mijn voeten neerzet. Ineens sta ik stil en kijk om me heen en maak een foto. Als ik dan verder wil lopen, zie ik pas dat er een enorm spinnenweb voor mijn gezicht hangt met een spin zo groot als mijn handpalm (inclusief poten). Ik krijg er hartkloppingen van. Ik pak een tak en maak het web voorzichtig los aan de zijkant, zodat ik er langs kan lopen. Ik controleer of de spin niet aan mijn tak blijft hangen en loop vervolgens met de tak al zwaaiend voor me uit verder. Ze hangen overal, allemaal even groot en eng. Als ik bij de volgende pijl aankom die mij nog verder het bos instuurt, kies ik een pad het bos uit. Via een asfaltweg loop ik verder naar de tempel.
Als ik uiteindelijk weer in het stadje aankom is het nog geen 10 uur en heb ik trek. Ik koop wat eten bij de 7/11 en eet mijn eerste ontbijt op, op een bankje. De busladingen met toeristen zijn al gearriveerd. Als ik in het hostel aankom, ben ik net iets te laat, de rest is al begonnen met eten. Ik krijg een prachtig opgemaakt bordje met fruit, tomaatjes en gebakken ei. Er staan vers gebakken broodjes in het midden. Het ziet er prachtig uit, maar persoonlijk is het voor mij niet genoeg. Gelukkig heb ik al ontbeten.
Met de trein reis ik ’s middags naar mijn volgende bestemming. Ik heb de homestay laten weten dat ik om 17:00 aankom, maar dat loopt iets anders, want ik heb een langzame trein, die overal stopt. De reis duurt 3 uur en ik geniet van het uitzicht. Ik kom om 18:00 aan in Xiulin, een klein dorpje aan de voet van het Taroko nationaal park. Dacht ik dit keer toch genoeg screenshots te hebben gemaakt van de route naar de homestay, maar het gaat toch ergens bij een afslag mis en ik verdwaal. Ik kom uit bij een dijk en ik hoor de zee ruizen achter de dijk. Ik kijk nog eens op mijn navigatie en zie dat dit de Pacific ocean is. Het klinkt zo tropisch, de Pacific Ocean. Straatnaamborden zijn niet altijd even duidelijk te zien en daarnaast gebruiken ze in Taiwan meerdere soorten Pinyin (Pinyin is de vertaling van de Chinese karakters in het Romaanse schrift. Xiulin schrijf je soms ook als Sioulin). Het schemert al en ik loop door een wijk waar mensen op stoelen en krukjes aan de kant van de weg zitten. De huizen zijn gemaakt van metalen golfplaten en ik denk, waar ben ik nu weer beland. Het ziet er zo ongezellig uit en ik heb het gevoel dat ik een achterbuurt beland ben. Ik vraag het nog een paar keer na en ik blijk wel in de juiste buurt te zijn. Dan loop ik naar een perceel dat begroeit is met bomen en struiken. Een man op een scooter wil net wegrijden, maar als hij mij ziet, steekt hij drie vingers in de lucht (Ja, dat ben ik, degene die drie nachten blijft).
Ik heb geen idee wat ik geboekt hebt. De receptie hangt vol met posters van halfnaakte mannen. Meneer heeft zijn eigen foto’s in strakke zwembroek, poserend in een rivier ook opgehangen. Op een plank aan de muur staan gepolijste stenen penissen en daarachter staan Heineken blikjes. Meneer leidt mij naar de tuin. In de tuin staan twee badkuipen, één gevuld met water en waterplanten als vijver en de andere is te gebruiken om te badderen. Er staat een zeecontainer in de achtertuin. De zeecontainer is omgebouwd als slaapkamer met een tweepersoonsbed (het zachtste bed tot nu toe) en een kleine zitruimte. Ik vind het helemaal geweldig. Wat maakt deze zeecontainer, die ook gemaakt is van metalen golfplaten, nou gezelliger dan de huizen in de wijk? Dat kwam eigenlijk alleen maar door de planten en bomen die rondom bloeiden. Dat gaf zoveel meer sfeer.
Ik krijg een map met informatie over de omgeving en drie ontbijtcoupons. Meneer serveert zelf geen ontbijt, maar ik kan morgenvroeg ergens in het dorp ontbijt halen.
Ik heb trek en zonder droge kleren aan te trekken loop ik direct weer terug naar de hoofdweg. Ik vind een klein restaurantje, bestel eten. Het is niet duur en het smaakt heerlijk.
De volgende ochtend sta ik in de rij bij de ontbijtservice. Het is een garagebox. Aan de lopende band worden er eieren gebakken, hartige pannenkoeken en een soort van loempia’s gevuld met groente. Ik mag voor 60 dollar iets uitzoeken. Ik bestel van elk één en nog een beker thee. Alles zit onder het vet en ik durf te wedden dat de kakkerlakken hier ook overal lopen. Het maakt niemand iets uit. Het ontbijt smaakt goed en dat is het belangrijkste.
Na het ontbijt loop ik terug naar het station, want ik zag dat ik daar een fiets kon huren. Ik neem plaats op het krukje en moet een formulier invullen. Meneer geeft mij een schematische plattegrond en vraagt waar ik heen wil. Ik wil graag naar de Qingshui clif. Meneer wijst aan waar ik heen moet, maar zegt dat het zondag is en dat het druk is met zondagsrijders uit Taipei en dat ik niet verder dan de zwarte blokjes mag, want dat is gevaarlijk, ik kan beter naar Chongde beach kan gaan. (Op de een of andere manier gebeurt er altijd iets met mijn gevoel, als iemand zegt dat ik iets niet mag doen.) Ik zeg wel ‘oké’, maar heb geen idee wat de zwarte blokjes zijn en ik vraag er ook niet naar.
Ik ga op weg naar Chongde. Ik fiets eerst over de stoep, maar als de stoep ophoudt moet ik toch op de weg fietsen. Voor ik het weet ben ik al in Chongde, maar ik zie geen bordje naar het strand en voor ik het weet ben ik Chongde ook alweer uit. Dat was maar een paar kilometer vanaf Xiulin. Dan ineens fiets ik in een tunnel. De plaatselijke motorclub komt langs gescheurd en ook auto’s en vrachtwagens halen me in. Het is een tweebaansweg, dus veel ruimte om in te halen is er niet. Na de tunnel zie ik een drukke parkeerplaats en ik stap af, om de kliffen te bekijken. Ik kijk nog eens op de schematische kaart en ik vergelijk de kaart met mijn navigatie. Dan pas weet ik wat de zwarte blokjes zijn. Het zijn tunnels. Op de schematische kaart staan en maar twee, maar op mijn navigatiekaart staan er meer. Dat bedoelde hij dus met gevaarlijk. Ik denk als ik één tunnel heb gehad, dan kan ik de rest ook wel aan.
Taiwan is een land waar de bewoners niet allemaal afstammen van de Chinezen, wat ik tot voor kort altijd dacht. In Taiwan wonen ook mensen die afstammen van Polynesische stammen, ook wel Austronesische Taiwanezen genoemd. Mijn collega James vertelde me dat. De oostkust staat bekend om de Polynesische/Austronesische cultuur en ik zie het terug in de decoraties op straat en op gebouwen. Ik vind de decoraties zelfs een beetje lijken op dat van de Amerikaanse Indianen.
Op de terugweg naar Xiulin, kom ik op de brug een groepje van 4 kinderen tegen. Ze houden me aan, ze zijn net zo nieuwsgierig als ik. Ik zie duidelijk dat ze niet afstammen van de Chinezen, maar ze spreken wel Mandarijn, omdat dat op de scholen wordt onderwezen. We proberen een gesprekje te voeren, maar ik merk altijd achteraf pas dat ik niet goed luister. Het lukt me op het moment zelf niet om al hun vragen te begrijpen en te beantwoorden. Het oudste kind, een tiener, heeft allerlei tatoeages op zijn/haar armen. De Truku/Taroko tribe die in het gelijknamige nationaal park wonen, droegen vroeger gezichtstatoeages. Totdat de Japanners dat begin 20ste eeuw verboden hebben, maar blijkbaar worden er nu andere tatoeages aangebracht.
De volgende ochtend sta ik voor een dichte garagebox, de ontbijtservice heeft blijkbaar een vrije dag. Er zijn wel andere garageboxen, maar daar is mijn coupon niet geldig. Ik loop naar de 7/11 en haal daar broodjes en cakejes en eet het staand bij de bushalte op. Ik wil een bus pakken naar het Taroko nationaal park, maar bussen rijden hier maar één keer per 50 minuten. Dit is een les in geduld hebben.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley