Bij de lichtgevende palmboom naar links - Reisverslag uit Pololem, India van Margon Brink - WaarBenJij.nu Bij de lichtgevende palmboom naar links - Reisverslag uit Pololem, India van Margon Brink - WaarBenJij.nu

Bij de lichtgevende palmboom naar links

Door: Margon

Blijf op de hoogte en volg Margon

11 Maart 2018 | India, Pololem

Voor mijn vakantie kocht ik vier leesboeken. Het is altijd fijn om wat te lezen te hebben op vakantie. Voordat ik vertrok begon ik te lezen in the Pilgrimage van Paulo Coelho en las het boek in een paar dagen uit. Aan het eind van het boek werd geschreven over St. Francis of Assisi die ligt begraven in Goa. Ik dacht ‘Hey, daar ga ik ook heen’. Ik nam een ander boek mee op vakantie, maar ik kon me er niet op concerteren, vond het een saai boek en gaf het op de laatste dag weg aan een boekenverkoper op het strand. Bij thuiskomst pakte ik nieuw boek en de eerste zin die ik lees, is: ‘When you’re traveling in India’…………………………… (Eat, pray, love van Elizabeth Gilbert).


Op maandag 29 januari ga ik met Michel naar Hongkong. Zijn vlucht naar de Filipijnen is de volgende ochtend vanuit Hongkong, mijn vlucht naar India vertrekt diezelfde dag, maar dan ‘s avonds om 20:00. Ik ben nog maar één keer eerder in Hongkong geweest, maar weet precies welke uitgang ik moet hebben op het metro station en loop dit keer zelfverzekerd naar onze accommodatie. Ik word dit keer niet afgeschrikt door de drukte en de hoeveelheid mensen, want ik wist dat me dit te wachten stond. Michel loopt achter me aan en zegt dat hij blij is dat ik de weg weet. Hij is wel een beetje overvallen door de drukte.

We willen die middag nog wat zien van de stad en ik stel voor om naar de grote Boeddha te gaan. Ik heb allerlei bezienswaardigheden op een papiertje geschreven met de metro stations erbij. We pakken de metro naar de kabelbaan die ons naar de grote Boeddha kan brengen. Echter is het nogal bewolkt en de toppen van de bergen, die we in de verte zien, zijn verdwenen in de wolken. Bij de kassa zegt de dame, dat het erg bewolkt is en dat de grote Boeddha al gesloten is. Ze zegt dat we beter morgen terug kunnen komen. In plaats van de grote Boeddha gaan we daarom kijken bij de langste roltrap van de wereld. Ergens in Hongkong heb je een aantal aaneengesloten roltrappen die je vanaf het centrum kunt nemen naar de hoger gelegen wijken. Het is gratis (Michel is blij met deze typisch Nederlandse attractie, als het maar gratis is) en een soort van toeristische attractie. Echter als je terug naar beneden wilt, moet je lopen. ’s Avonds gaan we nog naar een markt. We hebben allebei niet het gevoel dat we op vakantie gaan. Ik vond het vreemd om mijn appartement achter te laten. Het is koud in Hongkong, slechts 8 graden. Ik heb niet het gevoel dat ik morgen in tropen zal aankomen.

De volgende dag moet ik me zien te vermaken tot ‘s avonds. Het is nog steeds bewolkt, maar ik besluit toch om naar de grote Boeddha te gaan. Er staat zowaar een rij voor de kassa. Meerdere mensen willen met de kabelbaan omhoog. Het is koud. Net boven de zitting in de cabine zit een rooster waar koude lucht door naar binnenkomt. Al snel verdwijnen de kabelwagentjes voor ons in de laaghangende bewolking en plotseling is alles wit om ons heen. Boven aangekomen op de berg, loop ik snel langs alle souvenirwinkeltjes, op weg naar de Boeddha. Onderweg zie ik heilige koeien lopen en koeien die staan te schuilen, voor de dichte luiken van een paar winkels. Op deze berg is ook een Boeddhistische tempel gevestigd en op de een of andere manier heb ik nu al een beetje het gevoel dat ik in India ben, want ik herken deze koeien van beelden van tv. Al werkt de temperatuur niet mee.

Ik loop de trappen op naar de Boeddha, maar ja, die is gehuld in witte mist. Het heeft iets mysterieus en ik maak toch foto’s van alles wat ik nog een beetje kan zien. Daar boven bij die Boeddha krijg ik het nog kouder dan eerst, dus loop ik snel de trappen weer af naar beneden. Ik zie op een bordje staan dat er een 'Wisdom path' is. Nu ik nog tijd heb, ga ik daar ook nog even kijken. Ik loop door een tea garden, die totaal vervallen is, naar de grote palen met wijsheidsspreuken erop. Ook deze palen zijn gehuld in een witte mysterieuze mist. Daarna loop ik terug om ergens een warme kop thee te drinken, voordat ik in de rij ga staan voor de kabelrit terug. Al warmt de kop thee mij totaal niet op. Voor mij in de rij staan een paar mooie Indische mannen. ‘Dat belooft wat voor de komende weken’, grinnik ik in mezelf.

Ik moet eerst terug naar het hotel om mijn tas te halen. Ik heb het nog steeds koud. Pas als ik met bepakking door de metro gangen loop krijg ik het pas een beetje warm. Ik neem de Airport express naar de luchthaven. Weer verbaas ik me erover hoe soepel ik me door deze stad voortbeweeg. Het wijst zich eigenlijk allemaal vanzelf. Op de luchthaven prop ik mijn backpack in de flightbag en wil dan gaan inchecken. Maar met welke luchtvaartmaatschappij vlieg ik eigenlijk? Ergens heb ik het gevoel dat ik me niet goed heb voorbereid op deze vakantie, zoals ik later in India nog wel zal merken.

Nadat ik ben ingecheckt, eet ik snel een maaltijd in een restaurant en moet me dan ineens haasten, omdat het al bijna tijd is om te boarden. Al zijn ze bij de gate nog niet begonnen met boarden, als ik aankom. Het vliegtuig zit vol met Indiërs, dat is even een heel ander gezicht dan al die Chinese gezichten. Ik heb nog steeds niet het gevoel dat ik op vakantie ga. Ik zit heel erg op mijn gemak in het midden naast het gangpad. Ik kan het opstijgen niet zien door het raampje en zet daarom direct een filmpje op. Ik ben zo relaxed, ik kijk die avond twee films en probeer nog wat te slapen, maar dat lukt niet echt.

Pas op de luchthaven van Mumbai begint het reisgevoel pas echt. Eerst sta ik met mijn E-visa in de verkeerde rij voor de douane. Ik kom daar pas achter, als ik vooraan sta en een douanier me naar de andere balie stuurt. Waar ik ‘voorkruip’ voor alle andere wachtende. Op basis van de E-visa krijg ik de echte visa in mijn paspoort gestempeld. Bij bagageband 9, kan ik mijn tas niet vinden. Die ligt er niet, zoals ze hadden gezegd. De bagage uit Hongkong blijkt op bagageband 10 te liggen, maar niet die van mij (mijn vluchtnummer staat er ook niet bij). Ik zie een andere jongen ook zoekend rondlopen en herken zijn rugtas uit het vliegtuig. Hij kan zijn tas ook niet vinden. We vragen het bij de balie. Ik weet niet welk antwoord hij krijgt, maar ik moet naar bagageband 5 en ja hoor, daar is mijn tas.

Na het scannen van de handbagage, zie ik een bordje staan voor binnenlandse vluchten. Al zie ik mijn luchtvaartmaatschappij er niet tussen staan, ga ik toch in de rij staan. (Heb geen idee waar ik anders heen moet.) Het komt bij mij over als een totale chaos op deze luchthaven. Veel mensen met een aansluitende vlucht, mogen voorbij lopen, want hun vlucht vertrekt al snel. Ik heb nog 3 uur de tijd, dus ik heb geen haast. Ik sta echter in de verkeerde rij, ik moet naar balie 10, daarna moet ik naar balie 12 en ik sta te wachten achter een familie, die teveel bagage hebben en daarover gaan discussiëren hoe ze het dan apart moeten inchecken. Dan kom ik bij de balie aan. Mevrouw bekijkt mijn ticket en zegt dan dat ik op het verkeerde luchthaven sta en dat ik een taxi moet nemen naar de luchthaven voor binnenlandse vluchten. (Huh?) Ik vraag nog ‘waarom?’, maar dat is natuurlijk een zinloze vraag, mijn vliegtuig vertrekt gewoon niet vanaf deze luchthaven. Had ik dit kunnen weten? Geen idee. Later zie ik pas dat het moet gaan om een andere terminal, die blijkbaar alleen per taxi te bereiken is. Ik word een beetje zenuwachtig, maar achteraf gezien loopt alles soepel. Ik wissel mijn Hongkong dollars om voor Rupees en volg de bordjes naar de taxi standplaats. Ik boek een prepaid taxi, moet dan naar taxi zone 3 lopen, laat mijn bonnetje zien aan een taxichauffeur en stap in een taxi. (Hey ze rijden hier links). Hij slaat drie keer af naar links en dan sta ik op een andere luchthaven. Waarvan ik het gevoel heb dat ik misschien ook wel binnendoor had kunnen lopen.

Bij de security hebben ze een aparte rij voor heren en dames. Mijn tas moet op de lopende band bij de mannen en ik ga in de rij staan bij een aantal vrouwen in prachtige sari’s, die volgens mij voor de eerste keer op reis zijn, want ze lijken niet te weten waar ze naartoe moeten. Bij de security dame, moet ik mijn boardingpas afgeven, die ik net in mijn tas had gestopt, die tas die op de bagageband bij de mannen ligt.
Na het fouilleren krijg ik een stempel op mijn boardingpas. Daarna kan ik eindelijk gaan zitten en wachten op de vlucht. Ik drink wat en moet eigenlijk naar de wc. Ik denk ik heb nog wel even de tijd, ik dommel wat weg en schrik dan wakker en zie dat mensen al in de rij zijn gaan staan om te boarden. Vanaf Mumbai is het maar een uur vliegen naar Goa.

Bij aankomst moet ik eerst naar de wc. Een meisje vraagt of ik met haar een taxi wil delen naar weet-ik-veel-waar. Ik zeg dat ik naar Palolem ga en dat ik al word opgehaald door iemand. Mijn tas is direct te vinden. Ik schud mijn backpack uit de flightbag en loop naar buiten. Er staan mannen met papiertjes, ik probeer mijn naam te vinden op de papiertjes, maar ik zie het niet. Ik loop naar de andere uitgang. Lees daar alle papiertjes, maar zie mijn naam niet staan. Een hulpvaardige man vraagt waar ik naartoe ga, ik zeg dat ik word opgehaald door iemand van Bay Leaf resort, hij schreeuwt BAY LEAF RESORT, (wat aardig) maar niemand reageert. Hij zegt dat ik beter bij mijn eigen uitgang kan wachten. Ik loop weer terug en ga naast de wachtende mannen staan met de papiertjes. Alsof mijn taxichauffeur elk moment vanuit de aankomst hal zal komen. Dan loop ik nogmaals voor de mannen langs en staat er ineens iemand met een papiertje BRINK. (Stond ie er nou net ook al?)

Het is nog donker in Goa. De taxichauffeur probeert de gang erin te houden, maar moet steeds afremmen voor slingerende brommers en motoren. Langzaam wordt het lichter en wordt de omgeving beter zichtbaar. Kale bermen met oranje rode aarde, overal afval in de bermen, palmbomen, veel droge akkers, de stoppels, van de geoogste rijstvelden, staan er dor bij. Statige fel gekleurde huizen, afgewisseld met vervallen huizen met plastic zeilen op het dak. Ik probeer telkens vergelijkingen te maken, waar lijkt dit nou op? Lijkt het op Cambodja of lijkt het op Oeganda. Maar waarom zou ik gaan vergelijken, het is India en het lijkt op India. Mijn chauffeur probeert nog steeds de gang erin te houden en ik houd regelmatig mijn adem in, als hij wil inhalen voor een bocht of op een heuvel. (Doe dat nou niet, niet nu inhalen, zie je die bocht dan niet.) Teveel nieuwe indrukken voor deze ochtend, na een nacht zonder slaap. Overal lopen koeien, honden liggen nog te slapen aan de kant van de weg. Kinderen in uniform lopen naar school. Mijn chauffeur stopt in een dorpje om een bloemenslinger van gele en oranje bloemen te kopen voor God. Later stopt hij nog een keer. Hij heeft even wat frisse lucht nodig, want zijn ogen vallen bijna dicht. (Hij was om 4 uur al opgestaan). Ik maak ook even van de gelegenheid gebruik om even mijn ogen te sluiten. Als hij weer verder rijd kletsen we wat, misschien houdt dat hem wakker.

Na anderhalf uur zie ik een bordje Palolem staan en zijn we er dus bijna. Hij slaat af naar een zandweggetje. Ik heb het gevoel dat we er wel zijn, maar ik vraag me af waar we zijn beland. Zand, dode palmbladeren,koeienvlaaien, overal afval, huizen met plastic zeilen erover. Maar net achter die vervallen huisjes, herken ik dan toch de gele huisjes van de foto’s van het resort. De taxichauffeur vraagt mij om te betalen, maar ik vraag me af of ik hem moet betalen of de eigenaar van het resort. Ik ben soms nogal achterdochtig in zo’n nieuwe situatie. Ik vraag hoeveel het kost, ik versta 18 rupees. Nog niet helemaal op de hoogte van de nieuwe munteenheid, geef ik hem 20 rupees (0,26 euro cent) en zeg dan ook nog dat hij het wisselgeld wel mag houden. Dan zegt hij dat het 1800 rupees is. Ik denk ‘echt zoveel, dat kan nooit kloppen, toch?’ Zoveel geld heb ik niet bij me. Ik wil eerst met de eigenaar praten. Ik vraag aan een van de medewerkers, nogmaals wat de taxirit kost, hij zegt ook 1800 rupees. Ik zeg dat ik het geld niet heb en dat ik eerst moet pinnen. We spreken af dat ik later mag betalen.

Het is 8:00 uur en mijn huisje is nog niet klaar, want uitcheck tijd is 11:00 uur. Ik moet de accommodatie ook contant betalen en besluit om na een kop thee dan maar gelijk op zoek te gaan naar een pin automaat. Ik loop op mijn gevoel en deels met mijn Apple maps (waarop eigenlijk niets zichtbaar is) naar een pinautomaat. Ik vind er drie, maar er komt geen geld uit. Mijn Chinese bankpas wordt hier helemaal niet herkend (mijn Chinese kaart heeft namelijk geen magneetstrip). Mijn Nederlandse creditkaart wordt wel herkend, want mijn naam staat in beeld, maar er komt geen geld uit.

De hut is ‘schoongemaakt’. Het is een houten hut met aan de achterkant een badkamer met toilet. Als ik door de hut loop, bewegen de houten vloerdelen. Eigenlijk beweegt de hele hut. Er zit geen slot op de deur aan de binnenkant en ik denk ojee. Uit de douche komt een slap straaltje water. Er staat een emmer, die gevuld kan worden met water en dat kun je dan met een bakje over je heen gooien. De klamboe is te klein voor het bed en er ligt een vergeelt voerkleed op de vloer.

Ik ga ‘s avonds eten bij het restaurant dat bij het resort hoort, Chinatown. (Hoe toevallig.) Ik bestel iets goedkoops, dat ik kan betalen van het geld dat ik had gewisseld in Mumbai. Ik ga vroeg naar bed, maar kan niet slapen. De livemuziek van de restaurants gaat nog even door, de kraaien in de bomen kraaien, de golven van de zee slaan stuk op het strand. Ik had gedacht dat het een ontspannen geluid zou zijn, maar dat is het niet. Het kussen is te hard. ’s Nachts koelt het af, waardoor ik twee keer uit bed stap, eerst om een laken te pakken en daarna om ook de deken te pakken. ’s Nachts blaffen de strandhonden. Als er één begint, volgt de rest. En ‘s ochtends beginnen de kraaien weer.

De eigenaar, Ravi, zegt dat ik bij de verkeerde pinautomaten ben geweest, ik had iets verder moeten lopen naar het dorp. De volgende dag ga ik weer op pad. Ik vind inderdaad een dorp, waar andere banken staan. Maar ook hier komt geen geld uit de pinautomaat. Ik probeer het aan de balie, maar aan de balie geven ze geen geld. Ik vraag wat er aan de hand kan zijn, ze denken dat het te maken heeft met mijn pas. Ik vraag bij een internetcafé of ik ook internationaal kan bellen, maar dat kan niet. Ik vraag nog bij een Western Union kantoor, hoe dat werkt met het overboeken van geld, maar het is siësta en meneer zegt dat ik later maar terug moet komen. En dan wordt het me op dag twee al te veel en rollen de tranen alweer over mijn wangen en denk ik, ‘Fuck, hoe kom ik nu aan geld.’ Ik vraag bij het resort aan Ravi of ik misschien met zijn telefoon internationaal kan bellen, want ik wil bellen met de bank. Hij geeft aan dat het wel kan, maar dat hij niet weet hoeveel het kost. Daardoor krijg ik het gevoel dat hij misschien toch niet wil dat ik zijn telefoon gebruikt en dus bel ik die dag niet. Ravi zegt dat ik me geen zorgen moet maken, maar dat doe ik wel.

De hut is niet alleen bewegelijk, maar ook nog eens gehorig. Naast mij hoor ik Nederlanders praten. Ik vraag hen bij het ontbijt of zij wel geld hebben kunnen pinnen. Ze zeggen dat ze dat hebben gedaan in Mumbai en dat ze vooral veel contant geld hadden meegenomen en dat hebben ze kunnen wisselen. Waarom heb ik alleen mijn creditcard meegenomen en niet mijn debetkaart of contant geld? Ben ik na 10 jaar op kantoor zitten ineens verleerd hoe je je moet voorbereiden op een reis. Ik heb mijn debetkaart expres thuis laten liggen. In de veronderstelling dat de creditkaart gewoon zou werken, dacht ik die andere niet nodig te hebben.

Ik vraag het Nederlandse stel, Jan en Astrid, of mijn ouders geld naar hen kunnen overmaken en als zij het dan hebben ontvangen of ze het dan kunnen pinnen. Jan heeft nog 200 euro contant en geeft aan dat hij me dat wel wil geven, zodat ik het kan wisselen. Prima deal en het werkt. Ik heb even wat geld te besteden. Samen met Ravi spreek ik met Chinatown af, dat ik eten en drinken mag bestellen op mijn kamernummer. Zo kan ik in ieder geval eten en drinken halen. Het geld voor de accommodatie mogen mijn ouders overmaken naar India. Ook een prima oplossing. Als mijn geld na een week bijna op is en Jan en Astrid bijna naar huis gaan. Vraag ik toch aan Ravi of ik alsjeblieft zijn telefoon mag gebruiken. Hij geeft aan dat het 10 rupees per minuut kost. Ik bel met de bank en het blijkt dat mijn creditcard is geblokkeerd. De bank heeft de kaart geblokkeerd, omdat er ineens in India werd gepind. Ze dachten dat mijn kaart geskimd was. Ze hadden me telefonisch proberen te bereiken, maar dat was niet gelukt. Na het beantwoorden van wat controle vragen, blijk ik echt de eigenaar te zijn van deze creditcard en de kaart wordt vrijgegeven. Ik neem een tuk-tuk naar het dorp en er komt inderdaad geld uit de pinautomaat. (Waarom had ik nou niet eerder gebeld?)

(Maar dat was dus pas na een week, even terug naar dag twee.)

De tweede dag zie ik wel de charme van de hut. De hut past gewoon precies bij de omgeving, beachlife, noem ik het. Als men hier heeft bedacht dat er aan de binnenkant geen slot hoeft, dan zal het wel veilig zijn. De hut hoeft ook niet mooi te zijn, ik maak hem toch alleen maar vies met zand, heel veel zand. Overdag kun je er eigenlijk niet zijn, omdat het te heet wordt in de hut, je kunt het beste op de veranda gaan zitten, daar waait nog een zeebriesje. In deze omgeving ben je eigenlijk alleen maar buiten. Ik loop ’s ochtends in mijn bikini naar de zee voor een frisse duik. Het zeewater is warm en ik kijk naar het strand wat iedereen ‘s ochtends aan het doen is. Mensen doen yoga oefeningen op het strand, er zit iemand in een lotus houding te mediteren. Anderen joggen over het strand. Witte zonnehoedjes ‘drijven’ voorbij in zee. Druipend van het zeewater loop ik terug naar mijn hut, aan mijn natte voeten blijft het zand plakken. Ik loop met zand en al direct door naar de douche. Gooi een paar bakken koud water over me heen, kleed me aan en ga dan naar het ontbijt. Na dag twee neem ik al geen slippers meer mee. De eerste avond ging ik nog op slippers naar het strand (10 meter), deed daar mijn slippers uit, want lopen met slippers op het zachte zand gaat natuurlijk voor geen meter. Op het strand zijn alle zonnebedden weggehaald en daarvoor in de plaats staan er tafels met stoelen, een tafelkleed en een kaarsje klaar, voor iedereen die wil dineren. Ik zet mijn slippers naast de stoel neer op het zand. Het heeft geen zin om ze de volgende keer mee te nemen. Ik pas me direct aan, aan de omgeving.

Op een ochtend is het tijd om de kokosnoten uit de bomen te halen. Indische mannen klimmen op blote voeten, via uitgehakte inhammen in de stam, omhoog. Met een stuk touw of stof houden ze zichzelf in evenwicht. De ontbijtruimte, die slechts afgeschermd is met een net, is gesloten. Mensen staan op afstand toe te kijken met Ipads en smartphones in de handen om de kokosnotenoogst te filmen. De mannen in de bomen hakken de dode palmbladeren en de rijpe kokosnoten eruit. Niet alleen voor de oogst, maar ook om ongelukken op een later moment te voorkomen. Want je zult zo’n kokosnoot maar op je hoofd krijgen. Ik maak ook een paar foto’s, maar heb zin in eten en bestel mijn ontbijt, dat ik opeet bij de receptie. Ik wil mijn theezakje kwijt en ik zet het in een glazen ‘asbak’ met een glazen schildpad in het midden. Ik vind het wel vreemd dat de asbak is gevuld met water. Als de medewerker langskomt, schud hij zijn hoofd en pakt de ‘asbak’ op. Hij vraagt ‘heb jij dat gedaan?’, ik zeg ‘ja’. Hij zegt ‘dat is voor geluk.’ Ik verontschuldig me meerdere malen, ‘I am so sorry, I didn’t know.’ Als ik na een wandeling over het strand weer bij mijn hut kom, zie ik dat er twee kokosnoot inslagen zijn geweest, het dak is op twee plekken stuk.

Die avond eet ik weer bij Chinatown. De ober merkt op, dat dit mijn tweede keer is dat ik er ben. Na het eten slenter ik wat over het strand met mijn voeten in de branding. Een man spreekt me aan en vraagt of ik geniet van de zee, ik zeg ‘ja’. We kletsen even en hij vraagt of ik wat met hem wil eten. Ik zeg dat ik net heb gegeten en dat ik een beetje moe ben. We spreken af om de volgende dag te gaan dineren.

Ik ontmoet Sanjay de volgende dag om 17:00. We drinken eerst thee en gaan daarna naar de zonsondergang kijken op de rotsen. De rosten doen tevens dienst als ‘fotostudio’. Mensen in buigzame yoga houdingen maken foto’s van elkaar op de rosten, met de ondergaande zon op de achtergrond. Daarna gaan we ergens wat eten. Sanjay geeft aan dat, als ik me de volgende dag verveel dat ik hem dan kan vinden bij Cuba restaurant of zijn hut bij Havana. De volgende middag ga ik naar hem toe en hij stelt voor om een motor te huren en een eindje te gaan rijden. Hij huurt een motor bij iemand in de winkelstraat. Hij krijgt een helm mee, ik vraag of ik geen helm op hoef. Hij zegt ‘nee, alleen de chauffeur’. (Oh oké.) We rijden op een Royal Enfield (de Harley van India) naar Agonda beach. We bestellen wat bij een restaurant en kijken uit over het strand. Daarna rijden we naar Patnem beach. Daar zitten we op lounge kussens te genieten van een lime soda. Ik word er slaperig van, gewoon heerlijk ontspannen in de schaduw. Het is eb en we kunnen verderop om de rosten heen lopen. We gaan weer op de rosten zitten en kijken naar de zonsondergang. Op elke rots en makkelijk zittende steen zit iemand. Mensen staan hier aan het einde van de dag even stil. Om naar de ondergaande zon te kijken. Sommige om te mediteren, anderen met een telefoon in de aanslag om foto’s te maken. Aan het einde van de dag is er een moment van stilte. Mensen worden aangetrokken door die ondergaande zon. Het is een heel mooi gezicht om al die mensen even stil te zien staan aan de rand van de branding.

’s Avonds ga ik met Sanjay naar een headphone party (silent disco). Ik heb Jan en Astrid ook een flyer gegeven. Astrid wil heel graag een keer kijken, Jan is geen danser, maar gaat wel mee. Op de koptelefoon zijn drie kanalen, waar je kunt kiezen voor de muziek de je leuk vind. Eerst vind ik de muziek niet zo leuk, het is meer trance/dance muziek, soms komt er een leuk nummer voorbij. Uiteindelijk kom ik in beweging en heb ik een hele leuke avond. Sanjay is hier nog één dag, maar hij verhuisd naar een andere hut. De volgende avond neemt hij een trein naar een andere stad. Hij legt uit waar hij morgen zal zijn en geeft aan dat als ik me verveel, dat ik dan langs kan komen.

De volgende ochtend ga ik eerst wat kleren wassen. Daarna wil ik een eindje gaan fietsen met de fiets van Ravi, maar die fiets is te klein en als ik bij een heuvel kom en niet genoeg kracht kan zetten om de heuvel op te fietsen, fiets ik weer terug. Ik wil op zoek naar Sanjay, maar ik ben vergeten waar hij verblijft. Ik heb geen idee welke uitleg hij heeft gegeven de vorige avond. Daarom loop ik door naar de winkelstraat en huur zelf een motor. Voor mijn gevoel is het nog ochtend en ik betaal een bedrag voor een gehele dag, maar het is al middag en dus betaal ik veel te veel. (zoals ik eigenlijk de hele vakantie zal doen). Je moet hier afdingen, bij bijna alles wat je koopt of huurt). En ik ben zoooooo slecht in afdingen en onderhandelen over prijzen, dat ik gewoon gerust teveel betaal.

Ik rijd eerst met de motor naar een strand om wat te eten, als ik vraag welk strand het is, blijk ik op Agonda beach te zijn. Daarna rijd ik verder. Ik heb geen idee waar ik naartoe ga. Volgens Jan en Astrid zou in het noorden ergens een fort zijn. Dus ik rij verder naar het noorden, maar zie nergens een bordje staan van een fort. Ik rijd niet hard, ik ken de weg niet en er zijn teveel scherpe bochten. Bij een haarspeldbocht heuvelopwaarts, schakel ik te laat terug en heb ik te weinig vaart en ineens sta ik stil, (Fuck, ik had eerder terug moeten schakelen.) Sta ik daar met die motor in een binnenbocht, als ik de rem loslaat, rolt de motor terug. Ik probeer het met de voetrem, gas geven en koppeling langzaam op laten komen, maar de motor slaat af. Er is gelukkig weinig verkeer. Ik laat de motor langzaam naar de andere kant van de weg rollen, naar de berm, die minder stijl is. Daar start ik de motor en kan gelukkig weer gewoon wegrijden. Ik heb geen idee waar ik heen ga, rij gewoon rechtdoor de hele tijd. Als het een uur of 4 is keer ik om en op de terugweg sla ik bij een bord ‘Sea view restaurant’ rechtsaf. Aan het einde van de lange weg sta ik dan ineens toch voor een oud Portugees fort, Cabo-de-Rama.

Mensen maken hier in Goa zo makkelijk contact met elkaar. Op een avond ga ik naar een Italiaans restaurant. Het is er druk en ik moet wachten op een tafeltje. Een jongen nodigt me uit om bij hem en zijn ouders aan tafel te komen zitten. Zij zijn al uit gegeten en wachten op de rekening. Als zij weggaan is de tafel voor mij. De Duitse jongen studeert in Mumbai en zijn ouders zijn voor twee weken op bezoek. Als ik mijn pizza op heb gegeten word ik aangesproken door een Italiaan die ook samen met zijn ouders op reis is. Zijn vader is 60 geworden en als cadeautje heeft hij zijn ouders mee op reis genomen. Op een ochtend hoor ik een jongen bij het ontbijt tegen Ravi zeggen dat hij graag naar de grote waterval wil en als Ravi iemand weet die ook mee wil, dan wil hij de taxi wel delen. Ik wil ook naar de waterval, maar die ochtend heb ik nog steeds geen geld. Pas na twee dagen spreek ik de jongen aan. Ik geef aan dat ik ook naar de waterval wil en misschien kunnen we de taxi samen delen. Hij wil ook nog steeds gaan en dus gaan we een taxi regelen. Hij heet Aziz en komt uit Saoedi-Arabië.

De volgende dag moeten we om 6:00 vertrekken. Mijn wekker gaat om 5:15. Ik heb bananen, druiven en pinda’s gekocht voor het ontbijt. Al zijn de druiven al snel geplet door de bananen. Het is twee uur rijden naar het verzamelpunt van de waterval. Aziz gaat in de rij staan en ik wacht op een bankje. Het is er al hartstikke druk met toeristen, die allemaal wachten op een jeeptochtje naar de waterval. Er lopen mensen die bananen en tomaten verkopen en er lopen koeien. De dames die naast mij op de bankjes zitten, willen wel foto’s maken van de koeien, maar als de koe te dicht bij komt, dan jagen ze hem weg. Zo ga je natuurlijk niet om met een heilige koe. Ik aai de koeien. Daardoor maak ik niet alleen vriendschap met de koeien, maar ook met een Rus. De Rus komt naast mij zitten en begint in het Russisch tegen mij te praten. In het Engels zeg ik dat ik hem niet versta. In het Duits vraag ik of hij misschien Duits spreekt, maar dat spreekt hij ook niet. Hij wijst naar een vrouw en zegt 'vrouw/Frau.' (Aha, dat versta ik wel.) Dan legt hij twee handen op zijn hart en wijst naar mijn hart (Ik hou van jou(?))

Op dat moment roept Aziz dat ik moet komen. Ik zeg snel gedag tegen de Rus en we krijgen een instructie voor de rit en hoe we ons moeten gedragen bij de waterval. Altijd een reddingsvest dragen als je gaat zwemmen. Wij zijn met ons tweeën en we worden samen gevoegd met een groep van vier, zodat we een jeep kunnen delen. En raad eens met wie we de jeep delen? Inderdaad met de Rus. De Rus heet Victor, zijn vrouw heet Tatiana. Ze zijn samen op reis met vrienden, die ook Victor en Tatiana heten. (Wat origineel). Victor zit voorin en kletst de oren van het hoofd van onze chauffeur af. Tatiana, Tatiana en Victor zitten op de achterbank en Aziz en ik zitten helemaal achterin. De Russen spreken bijna geen Engels. Victor vraagt aan mij ‘Britain?’ Ik zeg ‘the Netherlands’, er gaat geen lampje branden. Holland, Amsterdam, Niederland. Pas bij Niederland gaat er een lampje branden, al heeft Victor ook gehoord dat ik Amsterdam zei en de rest van de rit roept hij de hele tijd Amsterdam. Het is een nogal hobbelige rit, dwars door de jungle. Ik moet me flink schrap zetten om niet van het bankje af te vliegen of mijn hoofd te stoten tegen het dak. Bij de parkeerplaats aangekomen, moeten we nog een stukje lopen en natuurlijk moet ik even op de foto met mijn nieuwe vriend, Victor.

Aziz en ik gaan zwemmen, de meeste mensen blijven aan de kant staan. Het water is erg koud, ik vind het heerlijk verfrissend. Ik heb aan Tatiana gevraagd of ze foto’s wil maken. We hebben maar een uur de tijd bij de waterval en moeten dan terug naar de jeep. Omdat de jeep weer terug moet om nieuwe toeristen op te halen. De parkeerplaats staat inmiddels propvol met jeeps. Toeristen worden aan en afgevoerd. Victor is nog vrolijker dan op de heenweg, hij roept nog steeds Amsterdam en zingt er ook een liedje bij. We hebben de grootste lol met elkaar in de jeep (behalve Tatiana). Ik kan het gezicht van Tatiana niet zien, maar Aziz merkt op dat het gezicht van Tatiana bij elke ‘Amsterdam’ iets meer betrekt. Bij het afscheid geeft Victor Aziz met moeite een hand (hij denkt dat Aziz mijn vriend is, we hebben hem maar in die waan gelaten). Bij Tatiana kan er geen lachje meer vanaf. En wij hebben een super leuke ochtend gehad.

De dag erna gaan Aziz en ik nog naar Old Goa, de oude Portugese hoofdstad van Goa. Aan het einde van de middag zetten de taxichauffeur en ik, Aziz af op de luchthaven. Hij vliegt naar huis, ik blijf nog anderhalve week in Palolem.

  • 11 Maart 2018 - 09:20

    Marloes Waltman:

    Hoi Margon,
    Wat een avonturen beleef jij en wat leuk dat wij er zo van mee kunnen genieten. Al loopt het niet allemaal soepel, je slaat je er gewoon door heen en geniet van alles wat er op je pad komt. Prachtig al die ontmoetingen en wat mooi al dit foto's. Ik kijk uit naar deel twee van je reisverslag. Je bent ondertussen vast alweer gewoon aan het werk, was dat niet erg wennen?

  • 12 Maart 2018 - 08:59

    Carla:

    Hoi Margon. Wat een avonturen beleef je weer en wat kan je leuk schrijven. Ik geniet steeds weer van je verhalen.
    Zie uit naar je volgend verhaal.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Margon

Actief sinds 30 Nov. -0001
Verslag gelezen: 331
Totaal aantal bezoekers 56790

Voorgaande reizen:

04 April 2021 - 04 April 2024

Margot en Margon op avontuur in Portugal

01 September 2018 - 15 Juli 2019

Margon in Azië

20 Augustus 2017 - 20 Augustus 2018

Een jaar in Shenzhen (China)

01 Juni 2006 - 12 Februari 2007

Mijn eerste reis

Landen bezocht: